Het Manifest voor Academische Vrijheid

Op deze pagina lees je het onderbouwde Manifest voor Academische Vrijheid.

De panelleden en organisator presenteerden tijdens Vrouwenlogica over academische vrijheid (7 december 2016) een kort manifest, dat die avond werd gefinaliseerd met alle aanwezigen en de volgende dag werd aangeboden aan minister Bussemaker en de voorzitter en rector van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Deze lijst met eisen was voorafgegaan door online beraad, waarin de auteurs misstanden binnen zeven deelgebieden uiteenzetten, gevolgd door de voorstellen en eisen. Het resulteerde in een uitgebreide versie van het Manifest voor Academische Vrijheid; en dat werd na 7 december nog aangevuld met de tijdens Vrouwenlogica toegevoegde overige deelgebieden en eisen, én aanvullingen van nieuwe co-auteurs.

Volg je het nog? In ieder geval goed om te weten dat er behalve deze uitgebreide versie van het manifest ook een korte is, die een petitie werd. Die petitie kan je hier tekenen.

Manifest voor Academische Vrijheid

Door Harriët Bergman, Tashina Blom, Natalie Scholz, Martijntje Smits, Iris Breetvelt, Rudolf Valkhoff, Tirza Balk en Joyce Pijnenburg 

Wij onderschrijven het Jongerenmanifest, de petitie Platform H.NU, de doelen van de actiegroep De Nieuwe Universiteit, van Humanities Rally en van Rethink UvA en vullen aan op grond van onze ernstige zorg over het verlies van academische vrijheid.

Wij roepen Minister van Onderwijs Jet Bussemaker op een einde te maken aan de misstanden die de academische vrijheid beperken, en roepen Geert ten Dam en Karen Maex, de voorzitter en de rector van de UvA, op hetzelfde te doen voor wat betreft onze punten met betrekking tot de UvA.

Academische Vrijheid

Academische vrijheid is het recht om vrijelijk wetenschappelijk onderzoek te doen en de resultaten hiervan te verbreiden; en om vrijelijk onderwijs te ontvangen en te geven:

  • De vrijheid van de onderzoeker tot het beoefenen van de wetenschap, de vrijheid ‘om zelf het onderzoeksthema te initiëren en bij het verrichten van onderzoek eigen inzichten te volgen’.
  • De vrijheid van de student tot het ontvangen van onderwijs, daaronder begrepen de vrijheid om niet geïndoctrineerd te worden, de vrijheid ‘om niet gedwongen te worden bepaalde wetenschappelijke opvattingen aan te hangen of te verkondigen’.
  • De vrijheid van de docent, de vrijheid ‘om op zijn vakgebied die wetenschappelijke opvattingen te verkondigen die naar zijn mening de juiste zijn en vervolgens inhoud en methode van het door hem te geven onderwijs te bepalen’.[1]

Deze vrijheid is meer dan het ‘niet beletten’ van onderwijs en onderzoek. Ze is ook het faciliteren van onderzoek en onderwijs: het creëren van de mogelijkheid om als onderzoeker en onderwijzer het vak goed uit te voeren, en als student om zich te ontplooien en onderwijs te genieten vrij van indoctrinatie.

Academische vrijheid is van intrinsieke waarde voor onderwijs en onderzoek, maar ook van wezenlijk belang voor maatschappelijk engagement en kritiek. Daarom is wettelijk vastgelegd in artikel 1.6 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW): “Aan de instellingen wordt de academische vrijheid in acht genomen.” Wat betreft de student wordt dit in dezelfde wet aangevuld met een bepaling in artikel 1.3: “De [instellingen] schenken mede aandacht aan de persoonlijke ontplooiing en aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.”

Toen Wilhelm von Humboldt in het begin van de negentiende eeuw de universiteit hervormde, stelde hij daarbij de academische vrijheid (van onderzoeker, docent, student én universiteit) centraal. Dit hield onder meer de eenheid van objectieve en subjectieve kennisvormen in: “Daarom bestaat hun wezen [dat van instellingen van hoger onderwijs] innerlijk uit het verbinden van de objectieve wetenschap en de subjectieve Bildung, en uiterlijk uit het verbinden van het voltooide schoolonderwijs met het begin van de zelfstandige studie (…).” Bildung moest een centraal onderdeel zijn van universitair werk; von Humboldt koppelde deze onderzoekende en maatschappelijk en ethisch georiënteerde leerhouding aan de vrijheid en zelfstandigheid van onderzoeker, docent en student. [2]

Deze vrijheid kan alleen bloeien in een academische cultuur die niet de competitie, maar het gesprek bevordert. Zo stelde Plato, de oprichter van de eerste westerse academie, in de dialoog Meno: “Als we een vraag goed willen onderzoeken, moeten we elkaar bejegenen op een wijze die een aangenaam, open gesprek toelaat.” Zo’n gesprek tussen filosofen was het tegenovergestelde van wat door competitie gedreven rhetorici gewoon waren te doen. Aan de hedendaagse universiteit wordt echter de competitieve, collega’s beconcurrerende mens gevierd. En ook (het beleid van) minister Bussemaker van onderwijs onderschrijft dit competitieve mensbeeld. De verheerlijking van de competitieve wetenschapper komt neer op een rhetorische bekrachtiging van het rendementsdenken dat ook de universiteit in toenemende mate beheerst. [3] 

In de hierna volgende tien punten zullen wij betogen hoe met name, maar niet alleen, het rendementsdenken de academische vrijheid inperkt en belemmert. Wij constateren dat de academische vrijheid noch aan de UvA, noch aan andere instellingen van hoger onderwijs in acht genomen wordt. Wij stellen per punt een aantal eisen aan de huidige bestuurders op universitair en landelijk niveau en wijzen op alternatieven.

  1. Outputfinanciering

Outputfinanciering (de universiteit of hogeschool krijgt betaald per [‘op tijd’] afgestudeerde student) heeft direct effect op de duur van de aanstelling van de docenten of hun directe collega’s binnen de vakgroep, of op hun salariëring. Afwijzen van scripties – een vanzelfsprekend onderdeel van een op kwaliteit gebaseerde instelling voor hoger onderwijs – wordt niet beloond. In sommige gevallen worden docenten zelfs uitsluitend betaald op basis van het aantal studenten dat een scriptie met een voldoende afrondt. Zo is door deze perverse prikkel de kwaliteit van de scripties de afgelopen decennia gedaald. Door werk-en tijdsdruk is er minder ruimte voor het rijpen van een argument en het vermogen tot kritische reflectie. Outputfinanciering tast docenten aan in hun academische vrijheid en schaadt de kwaliteit van het onderwijs.

Maak een einde aan de outputfinanciering. Zorg voor een grotere vaste voet in de financiering van studies. Niet meer afrekenen op publicaties, diploma’s en promoties. Er is voldoende aanwijzing dat inputfinanciering goedkoper is. [4]

  1. Autonomie van docent en student

De wijze van toetsen en de soms verregaande bepaling van college-inhoud door anderen dan de docent schaden de academische vrijheid van zowel docent als student. De multiple choice testen en het enorme scala aan regels vormen hier een schrijnend voorbeeld van. Toetsdossiers en van bovenaf opgelegde controles vergroten de onderwijslast in de vorm van uren besteed aan nakijkwerk en administratie, en beletten de docent zelf keuzes te maken. De academische vrijheid van de docent wordt aldus niet gewaarborgd, aangezien de docent te weinig zelf invulling mag geven aan haar wijze van toetsen. De academische vrijheid van de student wordt door de schoolse toetsmomenten met reeds voorgekauwd studiemateriaal beperkt doordat de student geen invulling kan geven aan de eigen onderzoeksinteresse en aan de ontwikkeling van haar of zijn kritisch denkvermogen. Ten slotte zijn leidinggevenden incidenteel buitenrechtelijk dominant in de bepaling van de inhoudelijke invulling van de vakken van docenten.

Ook het reduceren van keuzevakken dat herhaaldelijk de consequentie is van bezuinigingen, bedreigt de academische vrijheid in het onderwijs omdat de vrije keuzevakken vaak de enige plek in een opleiding zijn waar docenten in vrijheid hun onderzoek kunnen vertalen naar onderwijs.

Geef de wijze van invulling van het onderwijs terug aan de docent. Geef de student ruimte en tijd om zelf onderzoeksvragen te stellen, ontwikkelen en beantwoorden. Beperk multiple choice toetsen. 

  1. Toegankelijkheid van de academie

Het afschaffen van de studiefinanciering vormt een volgende fundamentele ondermijning van de academische vrijheid. De universiteit is ontoegankelijker en bovendien worden inspraak en kritische verdieping bemoeilijkt door grotere financiële lasten. De in het studiejaar 2015/2016 gebleken afname van studenten met lager opgeleide ouders lijkt een direct gevolg van het afschaffen van de basisbeurs. Dat de kosten van het studeren omhoog zijn gegaan, maakt het ook moeilijker de tijd te nemen voor de studie. Niet alleen moet er door veel studenten naast de studie gewerkt worden; er is nu  ook een extra prikkel om zo snel mogelijk door de studie heen te gaan. Dit maakt dat studenten hun studie meer als een product zien dat zij als klanten afnemen, in plaats van dat zij de tijd en ruimte hebben om hun kritische reflectievermogen te ontwikkelen en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef, dat alleen kan groeien vanuit een actieve deelname aan een academische gemeenschap. Deze consumptieve, onkritische houding ten opzichte van academisch onderwijs wordt actief gestimuleerd door de overheid in Nederland en daarbuiten, doordat studenten ook als klant/consument worden behandeld [5]; wij vragen ons af of hier sprake is van onwettige indoctrinatie door een neoliberale ideologie. Wij verwijzen dus ook wat dit betreft naar artikel 1.6 en 1.3 van de WHW.

Wij eisen de terugkeer van de basisbeurs.

  1. Precarisering en werkdruk [6]

De afgelopen jaren is het studentenaantal aan universiteiten drastisch toegenomen, terwijl er tegelijkertijd gekort wordt op personeel. Het percentage onderwijsuren en het percentage onderzoeksuren voor docent-onderzoekers is officieel vastgelegd (aan de UvA is de onderwijslast voor een voltijd docent ongeveer 924 uur per jaar). Het aantal onderwijsuren representeert echter al lang niet meer de echte werklast. Feitelijk besteden docenten meer tijd aan hun onderwijs dan er voor staat en wordt de onderwijstijd die voor bepaalde vakken staat (studiepuntprijs) zelfs regelmatig zonder opgaaf van redenen of maatstaf van bovenaf verlaagd, zodat de universiteit minder onderwijstijd hoeft te betalen. [7] Bovendien moeten docenten niet alleen hun onderwijstaak, maar ook te grote hoeveelheden begeleidings- en administratieve taken vervullen en waar op andere universiteiten 30 weken onderwijs gegeven wordt, wordt aan de UvA van docenten geëist dat ze 40 weken onderwijs geven per jaar. Door al deze factoren komen docenten amper toe aan onderzoek. De buitensporige onderwijslast en de scheve verhouding ten aanzien van onderzoek en de bureaucratische rompslomp tasten de kwaliteit aan van zowel onderzoek als onderwijs. Bovendien is hierdoor de werkdruk zo hoog geworden en de werksfeer zo slecht, dat steeds meer medewerkers bezwijken onder stress, depressies en burn-outs. Een gestresste, overspannen medewerker zonder tijd voor onderzoek wordt weliswaar niet gecensureerd, maar wordt naar ons inzicht ernstig belemmerd in de eigen vrijheid om kritisch onderwijs van hoge kwaliteit te geven, dat bovendien het kritische potentieel en de ontplooiing van de student (artikel 1.3) waarborgt. Bovendien maakt het het onderwijs er natuurlijk niet leuker op. In de woorden van docent bio-ethiek Ellen ter Gast: “Wie wil nog studeren aan een universiteit waar de docenten niet worden gewaardeerd en chronisch overspannen zijn?”

Flexwerken is in de afgelopen decennia drastisch toegenomen met tijdelijke aanstellingen, vaak formeel in deeltijd. Flexwerken geeft dezelfde werkdruk met dezelfde resultaten en bijkomende verdere misstanden.[8] Aldus een flexfilosoof, die het uitzocht en samenvatte:[9] “Op veel manieren zijn flexwerkers in het nadeel. Flexen is geen avontuur waarin de extra risico’s beloond worden: je hebt eenvoudigweg minder rechten dan collega’s met een vast contract. Flexwerkers leven in voortdurende onzekerheid over baan, inkomsten en toekomst. Geen omstandigheden voor een rustig gezinsbestaan. Ze hebben weinig invloed op de condities van hun eigen werk; groeien in hun specialisatie is er nauwelijks bij, omdat zij steeds van rol wisselen. In hun zwakke onderhandelingspositie met hun werkgevers zijn ze gemakkelijk vatbaar voor onredelijke eisen. Hun werkend bestaan leidt tot stress, hoge kans op burn-out, cynisme en demotivatie.” Een buitenproportioneel aantal flexdocenten is bovendien vrouw.

Het flexwerken wordt op een perverse manier verdedigd door bestuurders, die verwijzen naar “gezonde competitie”; zij verheerlijken de neoliberale ideologie die aan de universiteit heerst als ware zij een bedrijf. Onderlinge competitie t.b.v. een universitaire positie is alles behalve een garantie voor kwaliteit van onderzoek. Tijd, aandacht en dialoog (binnen en buiten de muren van de eigen universiteit) vormen volgens ons de basisingrediënten van een vruchtbare academische sfeer in het teken van academische vrijheid zoals zij bedoeld is (en in de geest van von Humboldts begrip ervan).

Ten slotte: aan de Universiteit van Amsterdam werd ten minste tot 2015 gesjoemeld met tijdelijke contracten: zodra docenten recht zouden hebben op een vast contract, werden zij opnieuw tijdelijk ‘ingehuurd’ via een intern uitzendbureau (UvA Jobservice), zodat zij formeel een andere werkgever hadden dan de UvA, of zij kregen een ‘time-out’, waarna de cyclus van tijdelijke contracten opnieuw kon beginnen voor deze docenten.

Geef docent-onderzoekers de onderzoekstijd waar zij volgens de officiële richtlijnen recht op hebben. 

Maximaal 20% flexibele contracten. Eindig de wildgroei van tijdelijke aanstellingen en de bizarre constructies om medewerkers aan het lijntje te houden, zoals het ‘uitzendbureau’ UvA Jobservice. 

Vergoed werkelijk aan onderwijs bestede uren, betaal overwerk uit.

  1. Verdeelmodellen

De allocatiemodellen (verdeelmodellen) van het universitaire geld zijn overwegend ondoorzichtig en te ingewikkeld,[10] met als resultaat dat de eigenlijke onderwijskosten niet gedekt worden.

Aan de UvA kan aan verschillende faculteiten niet gespaard worden of wordt niet tijdig vooruitgelopen op wijzigende aantallen studenten. Het resulteert in onzekerheid op de werkvloer, meer onderzoeks- en onderwijskwaliteitsverslechterende tijdelijke contracten  en onnodige ontslagen. Ook is de UvA de enige Nederlandse universiteit met een zogenaamd full cost bekostigingsmodel. Dit betekent dat geld voor overhead wordt afgeroomd van het primaire proces, wat ten koste gaat van onderwijs en onderzoek. Bovendien bevat het allocatiemodel perverse prikkels door bekostiging van faculteiten te afhankelijk te maken van studiepunten, wat, mede door de ondoorzichtigheid van de parameters, leidt tot instabiliteit in de financiering.

Het College van Bestuur heeft tijdens de presentatie van het rapport van de commissie Financiën en Huisvesting (juni 2016) bij monde van voorzitter Geert ten Dam het rapport  gewaardeerd en uitgesproken de tijd te zullen nemen voor de discussie en besluitvorming over allocatie. Deze belofte is niet ingewilligd.

Zie erop toe dat de UvA een einde maakt aan deze misstanden.

Hiertoe vragen wij aandacht voor de werkgroepen en voorstellen van Rethink-UvA en andere betrokken academici en herinneren wij de minister aan haar belofte te experimenteren met een andere wijze van verdelen van de eerste geldstroom. [11]

Wij pleiten voor een grotere vaste voet, een goed reservebeleid en proactief begrotingsbeleid per universitaire eenheid.

Bovendien moet de UvA het zogenaamde ‘full cost model’ afschaffen.

  1. Onderzoek en onderzoeksfinanciering

De Nationale Wetenschapsagenda en de themagebieden binnen de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) houden veelvuldig in dat niet door individuele wetenschappers (of door individuele wetenschappers samen) gekozen onderzoeksthematiek gefinancierd wordt. Daardoor staan deze instrumenten van het wetenschapsbeleid op gespannen voet met wettelijke bepaling van de academische vrijheid.

Het huidige beurzensysteem van NWO slurpt tijd en geld.[12] Bovendien geeft NWO geld uit in te grote brokken en gaf het in 2015 aan zelfs steeds minder in “kleine projecten” te zullen gaan investeren en ook de honoreringen van vrije onderzoeksrichtingen meer in lijn te brengen met de door de Nationale Wetenschapsagenda gekozen onderwerpen. [13] Vooral de beginnende wetenschapper, die wat betreft haar loopbaan in een precaire positie verkeert, wordt geforceerd zich aan te sluiten bij grote projecten. Hiermee wordt niet alleen de academische vrijheid maar ook de eraan verwante creativiteit ingeperkt.

Onderzoeksscholen van universiteiten bepalen periodiek overkoepelende onderzoeksthematiek. Door zulke onderzoeksclusters moeten individuele wetenschappers thema’s onderzoeken, die niet door henzelf uitgedacht en gekozen zijn en worden zij bovendien gedwongen samen te werken met onderzoekers binnen de eigen universiteit of vakgroep.

Wij zijn, vanzelfsprekend, niet tegen onderling overleg tussen onderzoekers en gezamenlijke overweging van het maatschappelijk belang van de onderzoeksthematiek, maar wij zijn tegen de bepaling van onderzoeksthematiek en -collega’s door anderen dan onderzoekers zelf, die in strijd is met de wet op de academische vrijheid.

De noodzaak tot verwerving van (derde geldstroom) onderzoeksgeld leidt vaak tot blindelingse instemming met onacceptabele voorwaarden die de academische vrijheid aan banden leggen. Een gebruikelijke figuur in het derde geldstroom opdrachtonderzoek is het contractueel afdwingen van overdracht van intellectuele eigendomsrechten van onderzoekers aan opdrachtgevers. Daarmee verwerven opdrachtgevers zich het recht op ingrijpen in resultaten en publicaties uit onderzoek. Dit tast de wetenschappelijke onafhankelijkheid van onderzoek aan en de academische vrijheid van onderzoekers die werken aan universiteiten. [14] De noodzaak tot acquisitie van derde geldstroom onderzoeksgeld conflicteert in de praktijk met academische vrijheid.

Het onderzoek – dé kerntaak van de universiteit – dient gefinancierd te worden uit de eerste geldstroom, zodat universiteiten weer zeggenschap krijgen over hun onderzoeksmiddelen. Budget dat de afgelopen jaren is weggenomen bij de universiteiten (door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek [NWO], door derdegeldstroomprojecten zoals ‘matching’) dient weer terug te vloeien. Idealiter moet minimaal de helft van het huidige NWO-budget terug naar de  eerste geldstroom van de universiteiten.

De tweede geldstroom dient georganiseerd te worden op een wijze die in lijn is met de academische vrijheid. Overweeg de alternatieve voorstellen [15] serieus en in gesprek met academici. Een gereorganiseerde NWO met een beperkter budget moet het het aantal grote ‘prijzen’ terugbrengen en in plaats daarvan (onderzoeksgeld diversifiëren door) meerdere beurzen van redelijke schaal beschikbaar te stellen.

Er moet een einde komen aan de inperking van de academische vrijheid door externe belanghebbenden bij de huidige (acquisitie van) de derde geldstroom. 

Breng de zeggenschap over het onderzoek terug naar de werkvloer van daartoe opgeleide onderzoekers, waar zij hoort. Laat, binnen de universiteit, onderzoekers naar eigen inzicht beslissen welke thema’s zij onderzoeken en op basis van collegiaal overleg beslissen met welke collega’s zij daartoe samenwerken.

  1. Diversiteit aan perspectieven

Academische vrijheid is voor studenten pas een mogelijkheid wanneer zij de rolmodellen, aanmoediging en ondersteuning hebben om die vrijheid uit te oefenen. Op dit moment onderbreken voor velen al deze dingen. Er zijn weinig vrouwelijke en vrijwel enkel witte hoogleraren. Mensen met een minderhedenachtergrond zijn nauwelijks zichtbaar aan de universiteit. Daarnaast worden zij, wanneer ze zichtbaar zijn, geconfronteerd met racisme en seksisme in zowel curriculum als omgang met collega’s en medestudenten. Mensen ervaren ook discriminatie op basis van seksuele voorkeur, leeftijd, functiebeperking en religieuze overtuiging. Veel studenten en werknemers voelen zich niet thuis op de universiteit. Academische vrijheid gedijt echter alleen in een klimaat waarin ruimte is voor verschillende perspectieven. Daarom moeten de aanbevelingen van de UvA Commissie Diversiteit (2016) [16] ter harte genomen worden.

In de curricula is nog te weinig aandacht voor het koloniale verleden en de huidige doorwerking ervan; voor de standplaatsgebondenheid en eurocentrische kennis; voor, wat betreft Europa, de diverse stemmen en perspectieven in die geschiedenis. Zulk gebrek aan diverse perspectieven in verleden en heden beperkt de ontwikkeling van het kritisch oordeelsvermogen van studenten en daarmee de academische vrijheid.

Wij eisen dat de adviezen van de Commissie Diversiteit opvolging krijgen binnen de UvA en het gehele hogere onderwijs. 

  • zorg voor institutionele verankering aan praktijken die diversiteit bevorderen;
  • betrek en ondersteun mensen met een minderheidsachtergrond; 
  • stel diversiteitsunits in om werkplannen op te zetten voor diversiteitsbeleid en koppel deze aan discriminatiemeldpunten;
  • voer in overleg een meer gediversifieerd curriculum in, en voldoende onderwijs over de (politieke en ideologische) standplaatsgebondenheid van kennisproductie en kolonialisme;
  • houd in geschiedenisonderwijs 1873, in plaats van 1863, aan als het jaar waarin slavernij werd afgelast. [17]
  1. Bestuur

Wij willen meer zelfbestuur. Studenten en medewerkers moeten substantiële zeggenschap hebben over de belangen van de universiteit.

  1. Beleidsdocumenten

Beleidsdocumenten mogen niet verhullen wat de consequenties van het beleid zijn voor studenten en docenten.

  1. Ombudspersoon

Wij eisen de herinstelling van een ombudspersoon, die de universiteit op academische vrijheid toetst.

Is er sprake van ‘academische vrijheid’ wanneer studenten zich door hun materiële omstandigheden gedwongen voelen een zogenaamd economisch rendabele studie te doen en de studieschuld als het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt? Wanneer studenten de tijd en ruimte niet krijgen om een vraag en argument uit te denken? Wanneer studenten actief verhinderd worden extra vakken te volgen? Wanneer vooral witte mannen hoge posities bekleden? Wanneer onderzoekers niet toe komen aan onderzoek, zich moeten conformeren aan vooraf bepaalde onderwerpen en in keiharde competitie zijn met hun directe collega’s? Wanneer docenten hun onderwijs en onderzoek niet zelf kunnen invullen en onder overmatige werkdruk lijden? En wanneer vooral degenen met de meest onzekere posities elkaar moeten beconcurreren?

Neen.

Het rendementsdenken heeft een indoctrinerende werking op studenten, docenten en onderzoekers. Ook rendementsbeleid, prestatieafspraken, profilering van de universiteit en dergelijke beperken de academische vrijheid. Daarnaast hebben de toenemende precarisering en de afnemende autonomie van docent en medewerkers de mogelijkheid tot vrijelijk wetenschappelijk onderzoek en onderwijs ernstig ingeperkt. De wijze waarop universiteiten gefinancierd worden en hun geld verdelen, de afnemende mogelijkheid voor studenten hun kritische denkvermogen te ontplooien, het ontbreken van passend diversiteitsbeleid, het afschaffen van de studiefinanciering en de noodzaak om snel te studeren belemmeren eveneens de academische vrijheid.

Daarom roepen wij Minister van Onderwijs Jet Bussemaker op een einde te maken aan deze misstanden en onze eisen en voorstellen ter harte te nemen, en voorzitter van het College van Bestuur hetzelfde te doen voor wat betreft de UvA.

Strijd mee voor de academische vrijheid en teken de petitie.

NOTEN:

[1] Als gevat in de studie van Joris Ruben Groen: Academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit, p. 26. Groen citeert uit de memorie van toelichting bij WHW 1.6. 

[2]  Zie Michiel Leezenberg en Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen, 2007 (p. 124); Wilhelm von Humboldt “On the Internal and External Organization of the Higher Scientific Institutions in Berlin; Philip G. Altbach, “Academic Freedom: A Realistic Appraisal“.

[3] Zie Martijntje Smits, “Flexwerk nekt de Geleerde” in Trouw en “Werken als Wedstrijd” Christendemocratische Verkenningen (2015). In “Werken als Wedstrijd” parafraseert Smits Paul Verhaeghe: “Dit wedstrijdkarakter met zijn inherente concurrentie verandert het werkklimaat voor álle werk­ nemers, vast of tijdelijk. Dit is volgens Verhaeghe de kern van de economische, neoliberale logica, die zich bovendien gedraagt als een religie: een dominant en dwingend verhaal, een belofte van verlossing. Een dergelijk verhaal vormt ongemerkt een vanzelfsprekende, culturele identiteit en wordt zelden als ideologie ontmaskerd.” (p.104)

[4] Zie bijv. Chris Lorenz, If you’re so smart, why aren’t you rich? De Universiteiten en het New Public Management (Amsterdam, 2008): “Omdat het New Public Management uitsluitend kwantitatieve (output)criteria hanteert om de ‘kwaliteit’ te controleren […] creëert het zelf een enorme inefficiency.” (169)

[5] Dit wordt onder anderen uitgewerkt door Henry A. Giroux, Violence of Organized Forgetting: Thinking Beyond America’s Disimagination Machine (2014); zijn punt wordt hier samengevat.

[6] Zie hiervoor overzichtsrapporten van Ineke Palm, Wetenschapper aan het Woord (2016) en de UvA Commissie Democratisering en Decentralisering “Een Universiteit van Waarde(n)” (2016).

[7] In het rapport Bouwen aan Wetenschap (2016, pp. 24-5) van de UvA commissie Financiën en Huisvesting wordt de scheefgroei tussen onderzoek en onderwijs aan de UvA genoemd. Zie voor wat betreft het zonder formele redenen korten van onderwijsuren het voorbeeld van Renske van Bronswijk in “The Unifactory of Amsterdam“.

[8] Zie behalve de artikelen van Smits (noot 3 en 9) o.a. Ineke Palm, Wetenschapper aan het Woord (2016), (conclusies p. 97) en Ellen ter Gast “ZZP’ers in het Hoger Onderwijs Worden Uitgebuit” (november 2016). 

[9] Martijntje Smits, “Flexwerk nekt de geleerde” (Trouw, 2015). 

[10] Zo concludeerde ook de Commissie Financiën en Huisvesting voor wat betreft de UvA, zie pp. 13-32.

[11] Zie de notities van René Hulst en Yolande Jansen.

[12] Zie onder anderen Patricia Pisters, “Jams, Loops, and Downward Spirals in the Academic System” en Johan Bollen & Marten Scheffer “De Wijze Massa“.

[13] Zie Joyce Pijnenburg “Het Brede Perspectief van NWO” in antwoord op Jos Engelen, “Not Even Wrong” op De Omslag (2015).

[14] Op dit onwenselijke fenomeen heeft de Algemene instellingsgebonden ethische commissie van de UvA in een advies aan het CvB gewezen met het verzoek wetenschappers hiertegen te beschermen. Zie het rapport Aandacht voor onafhankelijkheid van het onderzoek en IE rechten voor wetenschappers aan de UvA” (2015). Reeds in 2005 had de KNAW de minister van OCW op deze problematiek geattendeerd en de “Verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid” voorgesteld als remedie tegen contractuele voorwaarden van opdrachtgevers, maar dat heeft kennelijk niet het gewenste effect gehad. Zie Wetenschap op bestelling; over de omgang tussen wetenschappelijk onderzoekers en hun opdrachtgevers. Amsterdam, KNAW (2015).

[15] Zie met name Johan Bollen & Marten Scheffer, “De Wijze Massa“. Cf. Ingrid Robeyns, “Het Lot Bepaalt: Zet ook Loting in bij Wetenschapsfinanciering” en Loet Leyersdorff, “Waarom Werkt de Tweede Geldstroom niet Goed?”.

[16] Zie het volledige rapport “Diversiteit is een Werkwoord” (2016).

[17] In Suriname hield het zgn. Staatstoezicht aan tot tien jaar na de officiële afschaffing van de slavernij.

2 gedachtes over “Het Manifest voor Academische Vrijheid”

  1. Volgens de opstellers van het Manifest omvat de academische vrijheid van docenten niet alleen de vrijheid om eigen wetenschappelijke opvattingen te verkondigen, maar ook de didactische vrijheid om inhoud en methode van het door hen te geven onderwijs te bepalen. Daarmee kennen de opstellers aan docenten meer professionele ruimte toe dan in artikel 1.6 van de WHW bedoeld is. Volgens de Memorie van Toelichting van de WWO 1986 viel de didactische vrijheid inderdaad onder de academische vrijheid van docenten, maar dat werd zeven jaar later weer ingeslikt. Volgens de Toelichting bij de vierde Nota van Wijziging van de WHW 1993 moet de academische vrijheid in strikte zin worden gekenschetst als een recht dat ten nauwste samenhangt met de vrijheid van meningsvorming en meningsuiting van docenten, onderzoekers en studenten. Op mijn weblog (8/1/2017) heb ik de verschillende invalshoeken geïnventariseerd van waaruit men academische vrijheid kan benaderen.

    Like

Plaats een reactie